Nadat in 313 het christendom door Constantijn de Grote als publieke
religie was erkend, ontstonden zowel in juridisch als in liturgisch
opzicht ook de eerste initiatieven voor de openbare, christelijke
verloving en de huwelijkssluiting. Centraal staan in deze studie het
ontstaan en de ontwikkeling van het verlovings- en huwelijksritueel in
geschreven en gedrukte bronnen van juridische en liturgische aard, en de
receptie daarvan in godsdienstige boeken en preekbundels uit de 15de tot
de 18de eeuw. In de 12de eeuw werden de verloving en het huwelijk, om
reden van openbaarheid en rechtsgeldigheid, uit de beslotenheid van de
familiekring weggehaald en onder de jurisdictie van de kerkelijke
overheid gebracht. De verloving en het huwelijk dienden 'zichtbaar voor
iedereen' in het vervolg in facie ecclesiae te worden voltrokken, voor
het kerkgebouw, of in een kapel of begraafplaats. De liturgie van
verloving en huwelijk in de Nederlanden tot de tweede helft van de 16de
eeuw kan daarom het beste worden omschreven als 'liturgie-buiten' of
'openluchtliturgie'. Na de afkondiging op 11 november 1563 van het
tridentijnse huwelijksdecreet Tametsi verdween in de Nederlanden binnen
ruim 50 jaar het specifieke openluchtkarakter uit de diocesane
huwelijksliturgie en werd het katholiek verlovings- en huwelijksritueel
voorgoed het kerkgebouw binnengebracht. De Nederlandse huwelijksliturgie
ontwikkelde zich tot 'liturgie- binnen'.