Het begrip Gesamtkunstwerk wordt doorgaans met grote vanzelfsprekendheid
gekoppeld aan de figuur van Richard Wagner. Hierbij wordt de specifieke
inhoud van de term vaak verengd tot 'het samenbrengen van de
verschillende kunstvormen in een multimediaal totaalspektakel'. Dit boek
schetst een tijdlijn die loopt van de Verlichting tot de Hoogromantiek
in Duitsland, en wil door prominente denkers als Alexander Baumgarten,
Immanuel Kant en E.T.A. Hoffmann in het verhaal te betrekken, peilen
naar de diepste wortels van het Gesamtkunstwerk. Een brede culturele
analyse van het tijdsgewricht waarin de notie tot stand kwam, verklaart
waarom de muziek in de negentiende eeuw haar amusementsfunctie oversteeg
en de voertaal werd om de dunne grens tussen rationaliteit en
irrationaliteit, en tussen individu en samenleving, te thematiseren.