Dit boek vormt de neerslag van een onderzoek naar een bijna geheel
verdwenen type codices met berijmde literatuur in het Middelnederlands.
Het gaat over perkamenten handschriften van klein formaat, waarin de
verzen in een kolom onder elkaar geschreven zijn. Hun aantal bedraagt
slechts 40 en veruit de meeste zijn slechts fragmentarisch overgeleverd.
Ze worden op basis van de omvang en bindwijze in vier groepen verdeeld.
Zeker bij de heel dunne boekjes, van een of enkele katernen, zal de
keuze voor een eenkoloms-opmaak niet verbazen. Dat neemt volgens de
auteur echter niet weg dat de handschriften standaard boektypen gevormd
hebben voor de meeste van de teksten die daarin zijn overgeleverd.
Vanuit deze invalshoek is de samenhang onderzocht tussen de materiele
kenmerken en de inhoud van de perkamenten boekjes, en is een
vergelijkend onderzoek gedaan naar de Duitse en Franstalige traditie.
Dat laatste bracht onder andere het unieke karakter van het Nederlands
materiaal aan het licht, vooral waar het de dunne boekjes betreft, met
teksten als Die Dietsce Catoen, Dat boec van den houte en Karel ende
Elegast, die een even opmerkelijke voortzetting in druk gekend hebben.
Mogelijk moet hier ook een verband gelegd worden met de
onderwijspraktijk, zoals het fenomeen kleine boekjes in zijn
algemeenheid verklaard zou kunnen worden uit de toegenomen geletterdheid
van de stedelijke bevolking in de Lage Landen. Opmerkelijk is in dit
licht ook de opvoedkundige waarde die aan een populair rijmwerk als Van
den levene ons heren wordt toegekend, dat bij uitstek door het kleine
type handschrift vertegenwoordigd wordt. In het algemeen kan gesteld
worden dat de hier bestudeerde soorten boekjes een brede verspreiding
gekend moeten hebben. Dat maakt deze studie tot een intrigerende poging
het gebruik van zulke handschriften in verband te brengen met onderwijs
en opvoeding in de late Middeleeuwen.