De namen "Germanicus", "Duitsers", "Duitsland" komen van de Latijnse
taal: Germanicus - Germanicus; Germani - Duitsers, talrijke stammen die
leefden tussen de Rijn, Donau, Vistula en de Noordzee; Germania -
Duitsland, een gebied ten oosten van de Rijn bevolkt door Germaanse
stammen. Wat op zijn beurt weer teruggaat op Latijnse woorden als:
germane - eerlijk gezegd, oprecht; germanitas (germanus) - broederschap,
nauwe verwantschap, verwantschap; germanus (germen) - inheems, echt,
echt; germanus - knop, spruit, embryo, nakomeling; germino (germen) -
laat de spruiten groeien. De Oostenrijkers waren het resultaat van de
verdoofdheid van de Slaven. Slaven hebben de staat zelf gecreëerd rond
623. Na het uiteenvallen van de staat hebben de Slaven een prinsdom
gecreëerd in Karinthië (Horutanië) waar de inwoners op boerderijen
woonden. In het midden van de 8e eeuw werden de Slaven, die tegen de
Avaren vochten, afhankelijk van de Beieren, toen de Franken, en na de
ineenstorting van het Karolingische Rijk in 843 gingen deze landen,
samen met Beieren, naar het koninkrijk van de Oost-Franken, het
toekomstige Duitsland, dat deze gebieden blijkbaar "Oostenrijk" -
"oostelijk rijk", van Ost - "oostelijk" en Reich - "rijk" noemde.