Op 22 september 1994 vaardigde de Raad van de Europese Unie een
richtlijn uit tot "instelling van een Europese Ondernemingsraad of van
een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in
concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging
van de werknemers". Belgie is verplicht, zoals alle andere lidstaten
trouwens, deze richtlijn in zijn intern recht op te nemen. Bij de
Ministeries van Arbeid en Tewerkstelling en van Economische Zaken werd
een wetsontwerp terzake voorbereid dat ter advies aan de Nationale
Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd overgemaakt.
De Nationale Arbeidsraad zag het echter zo niet. De Raad trok de zaak
naar zich toe en gaf er de voorkeur aan de materie zelf te regelen door
het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Het werd de
CAO nr. 62 van 6 februari 1996. Omdat niet alle punten van de richtlijn
bij wijze van CAO naar het interne Belgische recht toe konden worden
vertaald, voegde de Nationale Arbeidsraad aan de overeenkomst nog een
advies toe om een bepaald aantal punten dan toch nog bij wet te regelen.
In dit werk wordt CAO nr. 62 juridisch uitgebeend door Chris Engels en
Othmar Vanachter; ook aan de rol van de wetgever, die, zoals gezegd, nog
een aantal punten dient te regelen, wordt aandacht besteed (II en III).
Roger Blanpain laat zich vooral in met de vraag of het juridisch
mogelijk is bij wijze van een in de Nationale Arbeidsraad gesloten CAO,
overeenkomstig de wet van 5 december 1968, een Europese richtlijn naar
het interne recht toe te vertalen, wanneer die richtlijn een
uitgesproken transnationale dimensie heeft (I). Even belangrijk als de
juridische analyses is vanzelfsprekend het documentaire gedeelte met
niet minder dan 10 bijlagen, met zowel wetgevend materiaal
(Europees-nationaal) als de tekst van de drie Europese voor-richtlijn
overeenkomsten (VRO's) (Petrofina, Solvay en Tractebel), die in Belgie
gesloten werden.