Met de richtlijn van 22 september 1994 werd na meer dan 20 jaar
discussie een belangrijke stap gezet in de richting van transnationale
informatie en raadpleging van werknemers in ondernemingen, die op het
Europese continent actief zijn met minstens 1000 werknemers en 150 in
twee Lid-Staten van de EU. Deze richtlijn is van belang zowel voor de
Europese hoofdkwartieren als voor de afdelingen van de geviseerde
ondernemingen. Het gaat om honderden ondernemingen en duizenden
afdelingen. Deze richtlijn is wellicht de belangrijkste die op het
domein van het Europees arbeidsrecht genomen werd. De reden is
eenvoudig: voor de eerste keer komt er een Europese instelling, de EOR,
die een eigen dynamiek gaat ontwikkelen en Europese strategien
veronderstelt niet alleen voor management, maar ook voor werknemers, die
tot nu toe lokaal konden optreden. De Europese vakbeweging krijgt een
ballon vol zuurstof. De richtlijn gaat in op de patronale verzuchting
naar autonomie en flexibiliteit. Ondernemingen krijgen de tijd om voor
22 september 1996 een eigen EOR of procedure op te zetten in afspraak
met de vertegenwoordigers van de werknemers. Komt er geen overeenkomst
dan komt er een verplichte EOR met vastgelegde informatie en
raadplegingsbevoegdheden. Er is dus een keuze en Europa staat bol van
vergaderingen en conferenties waarbij ondernemingen en
werknemersvertegenwoordigers zich beraden over de te volgen strategien.
De richtlijn dient ook in nationaal recht omgezet en dat wordt een hele
klus met onverwachte juridische hindernissen. Het boek van Blanpain en
Windey tracht om de talrijke betrokken partijen bij te staan bij hun
keuze. Het bevat twee delen: vooreerst wordt aandacht besteed aan
informatie en raadpleging in het algemeen en vooral in Europese context;
in het tweede deel wordt de richtlijn ten gronde aangepakt. Het boek
wordt afgesloten met een bijlage waarin de tekst van de meest
belangrijke EORovereenkomsten (Elf Aquitane, Renault, Volkswagen e.a.)
gepubliceerd worden.